Steenuilen-monitoring – 2004-2008

Inleiding:

De Steenuil (Athene Noctua) is de laatste decennia fors in aantal achteruit gegaan en dreigt een Rode Lijst soort te worden. Het ministerie van LNV heeft met SOVON en STONE een actierapport opgesteld dat een Plan van Aanpak is om de soort te beschermen. De Gemeenten, de Provincie en het Waterschap zullen op grond van plaatselijke gegevens eerder beschermende maatregelen voor het leefgebied van de Steenuil willen nemen dan alleen op grond van landelijke cijfers. De Vogelbeschermingswacht Noord-Veluwe heeft daarom de monitoring van de Steenuil in haar werkingsgebied op zich genomen. Ruud  Oudega nam in 2004 de coördinatie op zich en 19 leden gaven zich op, om gedurende een aantal jaren,  mee te doen aan  inventarisaties.
Vervolgens is er in 2005 en 2006 op vergelijkbare wijze geïnventariseerd.

Werkwijze:

De bedoeling was, dat men tussen half februari en half april minimaal drie maal zijn gebied door kruiste en om de 500 meter de baltsroep (guuhk) of de alarmroep (piew) liet horen. Als er dan hierop een uiltje reageerde door terug te roepen of  zelfs om de lokker heen te vliegen, schreef men de locatie op. Zichtwaarnemingen overdag en meldingen van omwonenden konden als aanvulling meegenomen worden in de registratie. Al met al was dat een prima start om mee te beginnen en in 2004 zijn ook de meeste van ons enthousiast aan de gang gegaan. Op de VBW avond, waarop de inventarisaties van onze vereniging in 2004 werden getoond, zijn via een uitgebreide presentatie ook hun resultaten getoond.

Dat was geen gemakkelijke opgaaf geweest. Niet iedereen had zich gehouden aan het verzoek om de registratie  te doen volgens het bijgeleverde registratieformulier. Het varieerde van het noemen van het gebied, via kaartjes met punten, tot het geven van zowel het KM-hok als de Amersfoort coördinaten. En als coördinator is het dan knap lastig om van elke streeknaam op de Noord Veluwe een punt op de kaart te bedenken. Maar het is toch goed  gelukt om een duidelijk overzicht te presenteren per deelgebied.

Resultaten:

Foto: Wim Janszen

In totaal werden er op deze wijze voor een gebied zich uitstrekkend vanaf Ermelo tot aan het Noordeinde in Oldebroek,  51 mogelijke territoria vastgesteld. Er waren opgaven bij, van het aantal uitgevlogen jongen per nest; zo een waarneming krijgt dan in het kennersjargon  een broedcode 16. Maar ook eenmalige waarnemingen (reactie) van een  steenuil in de baltsperiode in een voor hem geschikt biotoop (volgens ons?) ; deze krijgt dan een broedcode 2. De broedcodes varieren van 0  tot 16. 

Al met al toch een prachtig resultaat voor het eerste jaar. Maar het moge duidelijk zijn dat er nog veel te verbeteren viel. Het kost altijd enige tijd om het gebied te leren kennen en de voor jezelf meest geschikte methode te vinden, die bij je past en kunt waarmaken. Kortom het kost tijd en dus meer jaren en inspanning om een goed inzicht in het voorkomen van de steenuil te krijgen.

De bedoeling was dan ook, om het project gedurende enige jaren voort te zetten. En dat valt vaak niet mee, het blijven toch vrijwilligers! Vanaf het begin was het duidelijk, dat niet alle 19 deelnemers even veel tijd konden of wilden besteden. Het varieerde van helemaal niets doen tot het ringen en plaatsen van nestkasten. In 2005 en 2006 liep de animo  verder terug en was het voor een aantal  ook onduidelijk hoe men verder moest.

Binnen het bestuur was men er ook niet gelukkig mee, dat het project een langzame dood stierf en werd mij verzocht de zaak te evalueren en de resultaten  te verzamelen. Om het voor een ieder wat overzichtelijker te maken werd  afgesproken om het project ook een einddatum mee te geven. Alle deelnemers zijn door mij toen weer benaderd met een vragenlijst. Ervaringen, motivatie en resultaten  en ideeën alles was welkom. Na enige aandrang heb ik van de meeste de reacties binnen gekregen.  Een paar waren al gestopt en er was ook onderling geruild met de telgebieden. Het aantal vastgestelde territoria van  2006 t.o.v. 2004 is daardoor ook moeilijk te vergelijken, zeker als je daar ook conclusies uit wilt trekken. Er waren  nog 9 leden, die registreerden en die alleen of geholpen door andere toch nog 39 territoria hebben vastgesteld.

Wat zijn nu de ervaringen van de afgelopen jaren; enkele reacties.

De motivatie om door te gaan verschilt sterk per persoon. Van diegenen die nog actief zijn willen de meeste een project met een afgesproken looptijd. Men ervaart in het algemeen het  inventariseren van steenuiltjes niet als een plezierige activiteit.  Het is donker, vaak koud en met een soms snijdende wind niet bijster aangenaam om buiten te zijn. En het motiveert ook niet als die uiltjes het vertikken om terug te roepen, terwijl je toch zeker weet dat ze er zitten. Ook de omgeving reageert vaak niet erg behulpzaam. Ikzelf  ben o.a. voor gek uitgemaakt door voorbijgangers, klemgereden door verontruste bewoners, op de fiets belaagd door zwarte honden. En in het donker heb je echt geen idee, aan welke kant van de fiets ze naar je benen happen. Hondenliefhebbers verwensen je met die rot uiltjes, want hun hond gaat er altijd van blaffen. En dat is soms ook echt een probleem. Want het gebeurt vaak, dat als een hond reageert op je recorder, de rest ook volgt en dan wordt het een enorme herrie. Ik maak dan snel dat ik weg kom, de uiltjes hoor je dan toch niet meer!

Om die problemen te voorkomen benader  ik nu in mijn gebied de bewoners overdag.  Zij weten vaak ook wel of er uiltjes zitten en zoniet probeer ik ze enthousiast te maken om er op te letten. Op in mijn ogen gunstige locaties  vraag ik of ze een nestkast  willen plaatsen en biedt aan er bij te helpen. De nieuwe brochure is daarbij een goed hulpmiddel om ze bij de bescherming te betrekken. En dan vinden ze het ook niet zo gek als je een keer de recorder afspeelt.

Vervolg project:

Foto: Wim Janszen

Vanaf 2008 zijn diverse leden door blijven gaan met het systematisch controleren van Steenuillocaties en nestkasten. Zo mogelijk worden eventuele nestjongen geringd en worden de gegevens doorgegeven aan SOVON.

De Vogelbeschermingswacht is zich aan het beraden om het project in de nabije toekomst weer op een meer gecoördineerde wijze voort te zetten, zodat ook een betere dekking van het werkgebied bereikt wordt.