Reisverslag 1997
Door: Barry Wobbes
lk jaar proberen mijn vriendin en ik, zoals de meesten van ons, een vakantiebestemming te vinden waar we het allebei naar ons zin hebben. Dat is niet zo moeilijk omdat we maar een paar voorwaarden stellen. Zo moet het weer er lekker zijn, er moet wat cultuur te snuiven zijn, af en toe op het strand liggen moet ook kunnen en, vooral voor mij, hoe meer vogels hoe beter. Van meerdere mensen hadden we al goede verhalen gehoord over Indonesië en het viel precies binnen de voorwaarden. Wegens minder prettige ervaringen met malariaprofylaxe vorig jaar besloten we naar Bali te gaan waar geen malaria voorkomt.
Van te voren dus eerst maar eens een goed vogelboek gekocht (MacKinnons Field Guide to the Birds of Borneo, Sumatra, Java and Bali. Oxford University Press.) en dat kwijlend doorgenomen. Van de 820 in het boek beschreven voorkomende soorten in het hele gebied, komen er 325 op Bali voor waarvan 1 endemische soort. Deze 325 soorten komen echter in verschillende jaargetijden voor. Een paar interessante soorten: 13 soorten reigers, 9 ijsvogels (waaronder ‘onze’ blauwe), 3 bijeneters, 1 neushoornvogel, 4 baardvogels, 6 spechten, 6 buulbuuls, 2 honingzuigers en 6 soorten munia’s. De spectaculairste vogel is ongetwijfeld de enige endemische soort die ook nog eens bijna is uitgestorven met slechts enkele tientallen in het wild levende exemplaren: de Bali myna (Leucopsar Rothschildi), de Balispreeuw.
Op 17 augustus vertrokken we naar Bali maar hadden nog een tussenstop in Brunei op Borneo. Op de parkeerplaats van het vliegveld kwam ik 7 soorten tegen waaronder een groepje ringmussen, een Grote beo (Gracula religiosa), een 30 cm grote zwarte beo met gele flappen aan z’n kop en een paartje Grijskapspechten (Dendrocopus canicapillus) waarvan het mannetje het vrouwtje probeerde te imponeren met baltsgedrag. Dat beloofde wat voor de rest van de vakantie!
Aan de oostkant in Padangbai werd op 20/8 de eerste serieuze vogelexpeditie ondernomen. In dit droge rotsachtige kustgebied werden o.a. waargenomen de 24 cm grote Collared kingfisher (Todirhamphus sanctus), de Heilige ijsvogel met hemelsblauwe bovenzijde en kop en spierwitte buik, nek en hals, de 11 cm kleine Roodwangsnijdervogel (Orthotomus sepium) een zanger met wipstaart en rood hoofd en de 17 cm kleine Witvleugeltriller (Lalage sueurii).
De volgende dag in Tirtagangga werd niet speciaal naar vogels gekeken maar er werd wel opgelet. Dit op ca. 500 meter hoogte gelegen gebied met geweldige rijstvelden is zeer vochtig. Hoewel rijstboeren er veel aan doen vogels uit de velden te houden kon ik wel Kleine en Middelste zilverreigers noteren (Egretta garzetta resp. E. intermedia) en de Javaanse ralreiger (Ardeola speciosa). Ook de spectaculaire 25 cm grote Javaanse ijsvogel (Halcyon cyanoventris) met rode snavel, hemelsblauwe staart en handpennen, paarse rug en roodbruine kop en borst kon nog een plekje vinden in de rijstvelden.
Op 23/8 bevonden we ons aan de droge, vlakke noordwestkust waar redelijk wat vogels rond vlogen. Zoals de Parelhalstortel (Streptopelia chinensis), en de Maleise waaierstaart (Rhipidura javanica) een 19 cm zwart/witte vogel met een enorme staart waarmee hij zijn naam eer aan deed. In een boomgaard joeg deze vogel, vooral m.b.v. zijn staart, een Heilige ijsvogel weg. Ook werd hier een koppeltje Zwarte roodborsttapuiten (Saxicola caprata) gezien. Deze 13 cm zwart/witte tapuit maakte van boven in een struikje duikvluchten naar insecten op de grond, daarbij wippende met de staart. De botanische tuinen van Bali werden op 28/8 op de vogelinhoud beoordeeld. Dit rustige, koele, groene park met veel gras en verspreide bomen ligt op ca. 100 meter hoogte en grenst aan primair ondoordringbaar bos dat berghellingen bedekt tot 2000 meter hoogte. In de botanische tuinen vlogen o.a. rond: de 11 cm kleine Ekstervliegenvanger (Ficedula westermanni), de Koningsdrongo en de Haarkuifdrongo (Dicrucus macrocercus resp. D. hottentottus), twee voornamelijk zwarte ca. 30 cm grote vogels die vooral opvallen door de bijzonder gevormde staarten. De staart van de Koningsdrongo is zeer lang en is diep gevorkt, die van de Haarkuifdrongo lijkt nog het meest op een sierlijke juslepel zonder bodem! Ook hier weer de Javaanse en Heilige ijsvogel, terwijl er geen water in de buurt is. In deze habitat wordt dan ook op hagedissen en insecten gejaagd.
Dan het Bali Barat National Park. In die tijd dat wij er waren was het zeer droog maar lopend door droge groene (er zit nog genoeg water in de grond) rivierbeddingen kom je een hoop vogels en wild tegen. Het is verplicht een gids te nemen en wij hadden het geluk er een te vinden die zelf ook van vogels hield. Hij bleek ook een fabelachtig oog te hebben om vogels te spotten. Mocht u naar Bali gaan en het park willen bezoeken, vraag dan naar Bardi.
Op 1/9 gingen we het park binnen en als eerste liepen we tegen de 14 cm Jungle ijsvogel (Ceyx rufidorsa) aan. Met z’n rood/bruine bovenzijde en knalgele onderzijde een spectaculaire verschijning. Ook de 26 cm grote Gestreepte baardvogel (Megalaima lineta) met z’n massieve snavel, bruin/wit gevlekte kop, mantel en borst en verder groen verenkleed, mocht er zijn. Verder vlogen hier o.a. nog rond 2 30 cm grote spechten: de Grote schubbuikspecht (Picus vittatus) en Javaanse goudrugspecht (Dinopium javanese), de Blauwstaartpitta (Pitta guajana), een gevarieerd gekleurde 22 cm grote grondvogel en de 16 cm grote donkerblauwe Zwartnekmonarch (Hypotheymus azurea) met zwarte hals en zwarte vlek boven op het hoofd.
Drie wijdverspreide en veel voorkomende soorten zijn de 13 cm grote Javaanse prinia (Prinia familiaris) die het geluid van een rubber eendje maakt, de Staalborsthoningzuiger (Nectarinia jagularis), een 10 cm grote honingzuiger met gele buik en metallic zwart/paarse keel en borst en de Langstaartklauwier (Lanius schach) met rood/oranje flanken, stuit en rug maar verder lijkend op de Klapekster. In Padangbai zag ik deze vogel met een hagedis vliegen.
Hoewel het vogels kijken op Bali me goed is bevallen, viel het me wel op dat de vogeldichtheid laag is. Het aantal soorten dat ik gezien heb in 3 weken is niet hoog: 47 soorten. Nu moet ik wel zeggen dat het vogelkijken geen hoofddoel van me was tijdens deze vakantie. Maar als ik met de kijker op pad ging kwam ik, vergeleken met voorgaande vakanties, weinig vogels tegen. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Er bestaat zoiets als de eilandtheorie die zegt dat het aantal diersoorten op een eiland van een bepaalde grootte minder is dan het aantal soorten op een stuk land van dezelfde grootte op het vaste land van dezelfde habitat. Ook de afstand van het eiland tot het vaste land bepaalt in zekere mate het aantal soorten dat op het eiland voor kan komen waarbij een grotere afstand leidt tot een afname in het aantal soorten. Als laatste is van belang de grote van het eiland. Een groter eiland zal meer soorten kunnen herbergen dan een klein eiland als Bali. Er zit dus een limiet op het aantal soorten dat Bali kan herbergen die lager ligt dan gebieden op het vaste land van vergelijkbare grootte. Maar waarschijnlijk belangrijker voor de lage vogeldichtheid is het feit dat nog slechts 10% van Bali bedekt is met bos. Ook het op grote schaal vangen van vogels, voor het houden in kooien van deze vogels op Bali zelf en export van deze vogels, heeft de vogelpopulatie geen goed gedaan.
Toch valt er nog genoeg te zien maar er moeten wel de nodige inspanningen geleverd worden. En om het vogelen makkelijker te maken heeft de DBTRS in Groningen een databank met reisverslagen die tegen 30 cent per pagina opgevraagd kunnen worden.
Barry Wobbes